In mei, in de lente, dan zingen de vogels
Wat een gezellig en vrolijk gefluit
Tuinfluiter, nachtegaal, sijsjes en merels
Maar de pinguïn is stil en staart stuurs voor zich uit.
De leeuwerik dwarrelt, zeemeeuwen zweven
De zwaluw is waarlijk een luchtacrobaat
Zelfs struisvogels kunnen behoorlijk bewegen
Maar de pinguïn is kwiek als een standbeeld. Hij staat.
Eenden en ganzen zijn niet te versmaden
Dan weet je: er is een gevederde God!
Kippen, kalkoenen, gebakken, gebraden
Maar pinguïns bestaan slechts uit blubber en bot
De pinguïn kan eigenlijk niks, dat is jammer
Hopeloos vast zit de kou in zijn bloed
Heeft hij dan nergens een taak of een functie?
O ja: op een voetstuk. Dáár doet-ie het goed.