Hij kon niet rekenen; denken wel
En wel aan alles wat maar iets voor hem betekende
Aan leven dacht hij, schoonheid, aan het liefdesspel
En als hij daar genoeg van had dan dacht hij nog wat na
Ik denk, dus ik besta
Dat had zo tot het eind der tijden kunnen blijven
Maar zo'n lang vers heb ik niet willen schrijven
Dus laat ik iets gebeuren waar hij niet op rekende
Hij werd besprongen door het onbeheersbare verlangen
Te weten wat de zin is, wat de bron, van de gedachte
Het verheven mijmeren kon wachten
En hij begon zijn brein te demonteren
In de hoop het Denken Zelf te kunnen vangen
Kwab na kwab werd op de tafel uitgesmeerd
Elke zenuwcel werd gedetermineerd
Daar had Dick Swaab nog wat van kunnen leren
Toen hij zijn hersenpan volledig had geledigd
En al die blubber voor hem lag
Was zijn nieuwsgierigheid geenszins bevredigd
Het Denken Zelf was min of meer ontsnapt
Een kwestie waar hij eentweedrie geen gat in zag
Was: hoe de neocortex en de hippocampus te reconstrueren
Hij heeft de boel naar beste weten opgelapt
Door elke hersencel met een paar andere weer te verbinden
Maar heeft zijn oude denkvermogen niet meer kunnen vinden
Nooit meer verwondering, interesse of behagen
Edoch, in dat gestripte brein
Bleek heel wat rekenkracht paraat te zijn
Drie min twee was geen probleem voor zijn circuits
Maar tot het einde van zijn dagen
Heeft hij zich af zitten vragen
Of dat winst was of verlies.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten