(In dit niet al te vormvaste epos is sprake van een knecht met een zwarte huidskleur. Gelukkig wordt hij geen Piet genoemd. Mag het dan wel? Anders excuses, en twee verzachtende omstandigheden. 1. Dit is geschreven is rond 1980, toen dit alles nog geen kwestie was. 2. De knecht gedraagt zich helemaal niet als knecht maar heeft duidelijk Nicolaas in zijn zak. Emancipatie!)
Bisschop N. sprak op een keer
Tot zijn Moorse knecht
‘Ik doe ’t als bisschop lang niet slecht
Maar eigenlijk wil ik méér
Wie weet er nog van bisschop N.
Tien jaar na zijn dood
Ik ben al rijk, hoe word ik groot
Groter dan ik ben
Mijn Utrechtse collega M.
Had laatst een fraaie stunt
Hij kwam er mooi mee in de krant
Met dat paard van hem’
Sint Maarten geeft een stuk van zijn mantel aan een arme. |
‘Kijk eerwaarde,’ sprak de zwarte
'Uw gierig image speelt u parten
Doe gewoon die Maarten na
Maar niet met stukjes mantel, ha!
Geef met bákken, steel die harten
Doe ’t groot, als in Amerika
Neem een wit paard, niet zo’n zwarte
En als u eens uw baard laat staan?
‘Geven?’ klonk het, ‘Moet dat echt?
En vindt men dat niet raar?
Die baard, dat paard, da’s geen bezwaar
Maar doe ik wat jij zegt
Dan raak ik tot de bedelstaf
Al word ik populair
Een volksidool, een superster
Ik graaf mijn eigen graf’
‘Denk nou eens niet aan het geld
U wordt niet slechts bekend
Maar alles wat u nu niet bent
Een goddelijke held!
En heilig, eh, te zijner tijd
Als u voortaan de vrouwtjes mijdt
Veel goodwill bij de jeugd verwerft
En tijdig aan de tering sterft’
De aspirant-goedheiligman
Zag toen het perspectief hiervan
‘Ik word een goede, gulle vent
(Zo’n pr-man, dat wordt een trend!)
Ik knuffel ieder klierig kind
Tot niemand mij meer gierig vindt.’
En zo is het gekomen
De ene gek sticht brand in Rome
De ander speelt voor Sinterklaas
Een derde grijpt ernaast
In het Boek is niet voor ieder plaats…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten