Waar laat je nou een mooie a
Wanneer die weggestorven is
Aan elke klank komt immers
eens een eind
Een fijn gevoerde houten kist
Zou dat een nette bergplaats
zijn?
Nee - een voering maakt de
noten zacht
En hout is niet geluidendicht
Daarom had ik aan blik gedacht
't Is licht, het sluit goed
af,
Terwijl de klank niet smoort
Hoewel, ik heb gehoord
Dat blik geluid nogal
verwringt
De boventonen raken uit het
lood
Je krijgt een woekering
Een opgezwollen, uitvergrote
noot in nood
Die schreeuwt in plaats van
dat-ie zingt
In glas dan maar? Geweckt
geluid?
Glas is helder, klaar en
schoon
Anderzijds, het heeft zijn
eigen toon
Andersklinkenden sluit dat uit
Ik geef het op, dat is het dan
Een noot die af is, die
verdwijnt
Behalve in de weke prut
tussen de oren van mijn
hersenpan
Daar komt geen mooi akkoord
ooit aan zijn eind
Dat is de perfecte echoput
Dat is wat rest
Waar vlies of bot de galm
weerkaatst
Krijgt elke Hertz een eigen
vaste plaats
In het
vierhonderdveertigkoppig symfonieorkest